Terug naar Overzicht
Barrièresteden
Zuidelijke verdediginglinie na de 80-jarige oorlog
Al in 1662 stelt Jan de Witt een barrière van vestingssteden voor tegen de Fransen, in de Zuidelijke Nederlanden, ondanks het dat jaar gesloten verbond met Lodewijk XIV (de Zonnekoning). Een clausule bij de vrede van Rijswijk (1697), het Barrièreverdrag of Barrièretractaat, regelde de aanwezigheid van Noordelijke bataljons in de Zuidelijke Nederlanden omdat de Spanjaarden dit gebied niet meer konden verdedigen tegen de Fransen. Dit betrof Nieuwpoort, Oostende, Kortrijk, Bergen (Mons), Aat, Charleroi, Namen en Luxemburg.
Na de vrede van Utrecht (1713) werd een nieuw barrièreverdrag gesloten. Het betrof toen Namen, Doornik, Menen, Waasten, Ieper, Knokke en Veurne.
Omdat de vestingwerken verwaarloosd waren, en niet effectief bleken tegen de Fransen (in de Oostenrijkse Successieoorlog 1740-1748) werd het verdrag door Oostenrijk opgezegd.
Voor een overzicht van oorlogen in die tijd, zie Wil Hermsen.
Ook in bijv. de streken rond Kamp-Rheinberg nabij Duisburg, en Heinsberg werd door Nederlanders gestreden, en waren Nederlanders gelegerd. Wellicht verklaart dit de migratie naar de Republiek van een aantal voorouders, waaronder:
- Putters (uit Kamp-Rheinberg en terug)
- Op de Camp (naar Duisburg, Orsnoy en Kamp)