Terug naar Overzicht

gepubliceerd: 17-10-2006
(gewijzigd: 25-4-2020)

Zwitserse Regimenten

Over mijn Zwitserse voorvader Joseph Steinger, dienend in het katholieke regiment Zwitsers "Auf der Maur".

Mijn Goudse voorvader Joseph Steinger maakte deel uit van het Regiment Zwitsers nr.32, oorspronkelijk gelegerd in Antwerpen. Zijn bataljon is daarna gelegerd in Gouda. Na 1828 was hij overigens pijpmaker, een ambacht dat door Engelse soldaten in 1617 in Gouda is geïntroduceerd.

Een autoriteit op het gebied van de soldatengenealogie was dhr. H.J. Wolters, overleden in 2010. Zijn archief berust nu bij het CBG in Den Haag. De online lezingen waar ik in een eerdere versie van deze post naar verwees zijn niet meer online. Deze lezing uit 1992 over het Bataafse Leger en deze lezing uit 1997 over militaire huwelijken vond ik nog.

Met veel plezier las ik ook het verhaal over Huibrecht Koman door H.J. Koman, in het interetarchive nog hier: Huybregt: Zeeuwse stamvader der Werkendamse Koman’s.

Zwitsers in het Nederlandse leger

Zowel in de Staatse tijd (ca1572-1796) als in de na-Napoleontische tijd waren er grote aantallen Zwitsers in Nederlandse krijgsdienst. Zij maakten deel uit van afzonderlijke regimenten Zwitsers. Door beschikbaarstelling van troepen hoopte Zwitserland de eigen 'neutraliteit' te bewaren. Zo'n verdrag werd een capitulatie genoemd.

In het algemeen werden regimenten vernoemd naar hun commandant. Vanaf 1772 zijn de Zwitserse regimenten hernoemd in Regiment Zwitsers 1 t/m 5. Bij aanvang van de Bataafse Republiek rond 1795 zijn ze opgeheven en teruggemarcheerd naar Zwitserland.

Na de Franse tijd bezat Nederland in eerste instantie geen eigen leger. Koning Willem I wierf daarom vier infanterie regimenten Zwitsers, ook wel afdelingen genoemd. Dit waren Regiment Zwitsers 29 t/m 32, opgericht in 1814 (nrs. 29-31) en 1815 (nr. 32). De soldaten waren deels ook afkomstig uit Zwitserse regimenten in het leger van Napoleon, en overigens ook niet allemaal Zwitser.

In 1817 werden infanterie en cavalerie heringedeeld in brigades en divisies. Regimenten 29 en 32 maakten voortaan deel uit van de 1e divisie, 3e brigade en nr. 30 en 31 van de 2e brigade van de 2e divisie, in totaal een sterkte van circa 10.000 man.

Regiment Zwitsers 'Auf der Mauer' nr.32

Er werd aanvankelijk door de Nederlandse diplopmaten alleen onderhandeld met protestantse 'leveranciers'. Men verwachtte niet dat er onder katholieken belangstelling zou zijn. Voor het vierde regiment werd uiteindelijk toch onderhandeld met de katholieke kantons. Dit Regiment nr.32 stond dan ook bekend als het katholisch-schweizerisches Infanterie Regiment d'Auf der Maur, waarvoor op 29 maart 1815 de capitulatie werd getekend. Het zou gaan bestaan uit twee bataljons en er zouden compagnieën geworven worden in kanton Schweiz (6), Luzern (4), Tessin (4), Unterwalden (2), Solothurn (2), Zug (1) en Uri (1).

Het werd in 1816 in eerste instantie gelegerd in Bergen op Zoom. De bataljons gingen vervolgens in garnizoen in Antwerpen. Al in oktober 1815 werd de vorming van een 3e bataljon overeengekomen, bestaande uit compagnieën uit Tessin (4), Schweiz (2), Unterwalden (2), Zug (1) en Uri (1). Dit bataljon werd gelegerd in Mechelen. Uiteindelijk bevatte het regiment veertig compagnieën uit 8 verschillende kantons met een totale sterkte van ca. 2500 soldaten. Een compagnie bestond dus uit zo'n 60 á 70 soldaten, en werd geleid door een kapitein. Overige officieren waren luitenant (2 tot 4), waaronder vaak een vaandrig, en enige onderofficieren (sergeant en korporaal).

Knoeierijen en zuiveringen

Het katholieke regiment zou altijd in ongunstige zin blijven afsteken bij de andere drie. Katholiek was in het protestantse Nederland nu eenmaal min of meer synoniem met onbetrouwbaar. Commandant Louis Auf der Maur (1779-1836) had kennelijk grote moeite om voldoende manschappen te werven. In strijd met de contractbepalingen nam hij ook vele soldaten aan die beslist niet als "goede en geoefende Zwitserse soldaten" konden worden beschouwd, zoals Italiaanse seizoensarbeiders en gevluchte criminelen uit de andere kantons. Indien nodig verschafte hij ze een valse identiteit. Bovendien stak hij geld dat was bedoeld voor de werving van recruten in de restauratie van zijn pas verworven kasteeltje Schwanau. Kortom, Regiment Nr.32 leek wel een beetje op een equivalent van het Franse Vreemdelingenlegioen.

Ondanks alle gerommel kwam Regiment Nr.32 nooit op de vereiste sterkte en kwaliteit. Uiteindelijk werd in 1821 door de Koning ingegrepen. Auf der Maur werd wegens "oneerlijke handelingen, bedrog en knoeierijen gecasseerd" en alle officieren, onderofficieren en manschappen werden onderworpen aan een kwalitatieve beoordeling. Bovendien werden hun identiteit en eventuele criminele verleden onderzocht.

Uiteindelijk bleven er maar ongeveer 1000 soldaten over van de ongeveer 2500. Zij werden gelegerd in Gorinchem, Gouda (Sint-Joris Doelen), Dordrecht, Brielle, Hellevoetsluis, en ook even in Woerden. Het Depot en de Administratie waren in Gorinchem.

De nieuwe commandant werd Jean Baptiste Göldlin de Tiefenau (1773-1855).

Einde

De Zwitserse regimenten stonden van oudsher bekend als koningsgezind. In de Staatse tijd had de stadhouder zelfs een eigen Zwitserse garde, de Cent Suisse.

Onder druk van de Liberalen uit de Zuidelijke Nederlanden werden daarom de koningsgezinde en vooral protestantse Zwitserse regimenten teruggetrokken uit het Zuiden. Maar vermoedelijk hebben ook andere aspecten meegespeeld. Commissaris-generaal van oorlog, Prins Frederik, tweede zoon van Willem I, zag ook voordelen in bezuinigingen, in gelijkvormigheid van een nieuw te vormen infanterie, en in politieke: de Nederlandse Krijgsmacht kon het ook zonder buitenlandse troepen stellen.

Bij Koninklijk Besluit van 31 december 1828 werden de Zwitserse regimenten uiteindelijk ontbonden. De meeste Zwitsers keerden toen terug naar Zwitserland, alwaar ook hun gratificaties zouden worden betaald. Vanuit Gouda marcheerden de Zwitsers op 22 maart 1829 af naar Gorinchem. Vanaf 1848 is huurlingendienst voor Zwitsers verboden, met als enige uitzondering de Pauselijke Zwitserse Garde.

Vaandel en uniform

Auf der Maur stond er op zo snel mogelijk over een vaandel te beschikken, zoals ook in de capitulatie was overeengekomen. Het vaandel voor het eerste bataljon zou de wapens van de deelnemende kantons bevatten, en bovendien oranje zijn. De vaandels voor de overige bataljons zouden alleen oranje zijn. Uiteindelijk werd in de kathedraal van Antwerpen op 25 december 1817 het vaandel gewijd, met groots ceremonieel vertoon (zie verder het artikel van Ringoir). De uitreiking vond op 6 januari 1818 op de Meir in Antwerpen door Luitenant-generaal A.H.J. van der Plaat, Bevelhebber in het 4e Groot Militaire Commando.< /p>

Na opheffing in 1828 gingen de vaandels terug naar Zwitserland, maar waarheen is onbekend. De ontwerpen van de vaandels voor de vier Regimenten Zwitsers hebben ook grote invloed gehad op de heden nog ingebruik zijnde vaandels en cravattes. Met name het gebruik van het oranje. De capitulatie bepaalde dat de uitrusting en bewapening van de Zwitserse regimenten gelijk zou zijn aan de Nationale Infanterie (van Nederland neem ik aan). De rok zou donkerblauw zijn, versierd met lissen, negen op de borst, twee aan elke zijde van de kraag, en twee op de opslagen. De lissen waren wit, met witmetalen knopen bij de regimenten 29 t/m 31, en oranje met geelmetalen knopen bij regiment 32. Vanaf 1823 bevatte de rok alleen lissen op de borst.

Regiment 32 had een rode kraag, rode opslagen en rode biezen. Voor de andere regimenten was dit ponceaurood (29), oranje (30) en lichtblauw (31). Vanaf 1823 was dit voor regiment 32 geel, terwijl de voering ponceaurood werd. De kazernemuts was donkerblauw met opstaande rand en bies om de bol in de regimentskleur. De sjako had een overtrek van zwart gewast doek met het regimentsnummer in wit op de voorzijde. Men droeg verder een witlinnen broek en slobkousen. Vermoedelijk was dit 's-winters grijs, zoals op een aantal afbeeldingen is te zien.

Flankeur en Fuselier (D. Sluyter naar B. van Hove, 1823, bron)
Flankeur in zomertenue (L. Boëns, ca1825, bron)
Korporaal (Frans Smits, 1996, bron)
Paspoort van een uit dienst ontslagen Zwitsers soldaat, Jacob Wesprechtinger, getekend 9 oktober 1829, Gorcum, door Göldlin. (uit handschriftenverzameling Dr. Georg Heberlein, bron)
Er bestaan afbeeldingen van officieren van het 32e regiment: dat van kapitein Joseph Uttinger, en dat van Generaal-majoor Jean Baptiste Göldlin van Tiefenau, de commandant. Ik heb ze nog niet gevonden.

Militaire termen

Enige militaire termen komen steeds terug in documenten en beschrijvingen. Daarom een bescheiden overzicht van hun betekenis.

  • gepasporteerd: een uit dienst ontslagen soldaat heet gepasporteerd. Het paspoort is een akte van ontslag (zie afbeelding)
  • fuselier (fusilier): vanaf 18e eeuw de overkoepelende benaming voor een infanteriesoldaat. Hieronder vallen ook de grenadiers en muskettiers. Hij was bewapend met een bajonetgeweer. De grenadiers onderscheidden zich vnl. door hun strengere selectie. Ze vormden de elite-troepen, de gardes.
  • flankeur: infanterist in een flankbataljon. In te zetten bij het 'verstrooide' gevecht als tirailleur, d.w.z. in het vuurgevecht opgesteld in verspreide orde.
  • sjako: lakleren pet, vaak met een pluim versierd. Onder de pet werden banden gedragen, om de sabelslagen te kunnen opvangen.

Bronnen

Gegevens over mijn voorvader zou ik moeten kunnen terugvinden in het Stamboek Regiment Zwitsers nr.32 in het Algemeen Rijksarchief. Wordt vervolgd!